Gedichten voor Femke

Eb

Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat:
Iedere minuut zet zich in toekomst om.
Ik ben een oceaan van wachten,
waterdun omhuld door ’t ogenblik.
Zuigende eb van het gemoed,
dat de minuten telt en dat de vloed
diep in zijn duisternis bereidt.
Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?

Maria Vasalis

Het meer in mij

Het meer in mij vloeit uit een ander meer,
beneden, voort. Het is niet vergelijkbaar groot.
Het is een woord, waarvan de diepte anders is.
Je kunt erin verdrinken, maar je gaat niet dood.

Zijn oorsprongen verwisselbaar? Alles stroomt
ook naar boven, want wateren zijn van hun bron
al evenzeer de bron. Begin dat nooit begon.
Eeuwig is er een rivier, niets blijvends, tussenin.

Mijn meer is niet beneden. Beneden reflecteert
de zon, de schittering van het verleden. Je naam,
in water opgeschreven, vervalt nog niet daarom.

Benno Barnard

Wanneer alles diep van binnen pijn doet

Wanneer alles diep van binnen pijn doet
en je alleen, tegenover je eigen beeld,
ziet dat het vervormd is door onbekende spiegels
wanneer de dingen voor je schaduw wijken
wanneer je woord dat van een ander lijkt
en je hartslag uit je lichaam vlucht
wanneer je handen ver van je weg zijn
en je de afdruk van je voeten niet herkent
wanneer je het gezicht dat nadert bent vergeten
wanneer je niets meer waarneemt dan dode buitenkanten
Ga dan als de zalm tegen de stroom in
met alle razernij van je woede.
Wanhoop niet het water zal de stenen breken.

Michèle Najlis (1946)

Ster

Ik zag vanavond voor het eerst een ster.
Hij stond alleen, hij trilde niet.
Ik was ineens van hem doordrongen,
ik zag een ster, hij stond alleen,
hij was van licht, hij leek zo jong en van voor verdriet.

Maria Vasalis.

Smeekschrift

Behoedzaam verschalken wij
het geheugen, voorzichtig
stappen we over haar stilte

(het zoemen van koeling,
het ontbreken van adem,
ja, adem, haar adem, ja)

– geschenk: haar kelige lach
gevormd door weldoorbloede
huig en gonzende kaalholtes.

Aandachtig naderen wij haar
in de rug, kordaat gedachten,
wegduwend aan haar kilte;

Kom, geheugen, doe maar voor
hoe het was toen wij onze hand
op haar arm legden, hoe

onder de koelte van haar huid
de slagaders juichten. Ontsteek
een koorts in haar, voor ons –

Het geheugen niet overvragen.
Blijf op afstand. Laat de blik bijten
in de bolling van haar bovenarm

Bidden wij dan het geheugen
bij ons te blijven. Het is wat wij
hebben. Zonder haar zijn wij niet.

Anna Enquist

Ik heb u geschonden

Ik heb u geschonden
om u te helen
ik sloeg u wonden
om mijn brood
met u te delen
om u te dichten
sloeg ik u lek
ik uw dichter

Van Paul Rodenko

Engeltjes

Elk kind dat wordt geboren krijgt van Onze Lieve Heer
tien lieve, kleine engeltjes mee, niet minder en niet meer:

De eerste slaapt bij jou in bed en houdt daar trouw de wacht.
De tweede maakt het lichter als je bang bent in de nacht

De derde houdt ontzettend veel van grapjes en van gein.
En nummer vier zegt dat je soms ook serieus moet zijn.

De vijfde komt je troosten als je pijn hebt of verdriet.
Ze fluistert lieve woordjes of ze zingt een vrolijk lied.

De zesde is de dapperste. Zij geeft je kracht en moed.
En zij is altijd in de buurt als je iets moeilijks doet.

De zevende is de mooiste. Zij verrast je telkens weer;
zij lijkt dan ook het allermeest op Onze Lieve Heer.

De achtste is de strengste en zij is bepaald niet mis
wanneer jij eens iets doet wat niet zo engelachtig is.

De negende heeft geen vaste taak, hoezeer het haar ook spijt.
Zij is gewoon een engeltje voor alle zekerheid.
Let maar eens op, dan zie je haar wel door het luchtruim zweven.

En engeltje nummer tien? Dat is er een om weg te geven.

Lieve Femke, ik geef nu gauw
mijn tiende engeltje weg aan jou!

Poëzieversje:

ik voel je in mijn armen
ik voel je op mijn huid
en hoe ik ook zal schrobben
je gaat er nooit meer uit

Wees mijn toevlucht

Heer, wees mijn toevlucht in de komende nacht
Gij de morgen, die ik ondanks alles verwacht.
Hoe kan ik gaan slapen, als Gij er niet zijt,
die mij van het donker en de wanhoop bevrijdt.

Wees Gij mijn wijsheid, de rust in mijn hart,
de bevrijding van wat mij ontstelt en verwart,
de hoop die mij bijblijft als alles verdwijnt
vervaagt in het duister en de zon niet meer schijnt.

Gij zelf moet meegaan met uw lichtend gelaat,
als de gids, die mij voorgaat en nimmer verlaat.
De dag loopt ten einde, de nacht is nabij,
maar wees Gij mijn toevlucht aan het duister voorbij.

Psalm 139

HEER, u kent mij, u doorgrondt mij,
2 u weet het als ik zit of sta,
u doorziet van verre mijn gedachten,
3 ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op,
met al mijn wegen bent u vertrouwd.

4 Geen woord ligt op mijn tong,
of u, HEER, kent het ten volle.
5 U omsluit mij, van achter en van voren,
u legt uw hand op mij.
6 Wonderlijk zoals u mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.

7 Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?

Opwekkingslied

Nog voordat je bestond, kende Hij je naam
Hij zag je elk moment en telde elke traan.
Omdat Hij van je hield, gaf Hij zijn eigen Zoon.
Hij wacht alleen nog maar totdat je komt.

En wat je nu ook doet, zijn liefde blijft bestaan.
Ook niets wat jij ooit deed verandert daar iets aan.
Omdat Hij van je houdt, gaf Hij zijn eigen Zoon.
En nu is alles klaar wanneer jij komt.

Kom tot de Vader, kom zoals je bent,
Heel je hart, al je pijn is bij Hem bekend.
De liefde die Hij geeft, de woorden die Hij spreekt.
Daarmee is alles klaar wanneer jij komt.

(opw. 599)

Om liefde gaan wij een leven

Om liefde gaan wij een leven
zeilen wij over de zee
vliegen wij langs de hemel –
om liefde gaan wij een leven
met licht en met donker mee.
Vogeltje van de bergen,
wat zwoeg je dapper voort? –
Om wat ik uit de verte
van liefde heb gehoord.

Om liefde gaan wij een leven
graven diep in de nacht,
kruipen onder de hemel –
om liefde gaan wij een leven
om weten en stille kracht.
Mensje, een van de velen,
waar snelt je voetstap heen?
Waar is te vinden dat ene,
daar snellen mijn voeten heen.

Om liefde gaan wij een leven
sterven wij dood na dood,
wagen de verste wegen –
om jou op hoop van zegen,
mijn liefde mijn reisgenoot.
Dalen van zwarte aarde,
bergen van hemelsblauw, –
om alles ga ik dit leven
om alles of niets met jou.

Uit: Verzameld liedboek van Huub Oosterhuis

Over de tijd

Als ge er niet aan ontkomt de tijd te meten in seizoenen,
laat elk seizoen dan alle andere omvatten,
Laat het heden het verleden met herinneringen
en de toekomst met verlangen omhelzen.

Kahlil Gibran uit De Profeet